In Doesburg brandde in de nacht van 19 op 20 augustus 2020 een vrachtwagen - die geparkeerd stond op een bedrijfsterrein - volledig uit. De chauffeur die in de cabine lag te slapen, werd wakker en wist door de vlammen heen te ontsnappen. De chauffeur raakte daarbij zwaargewond. Bij de brand ontstond ook levensgevaar voor een omwonende en 2 bedrijfspanden. De vrachtwagenlading is verbrand.
Bekennende en ontkennende verdachten
Uit camerabeelden bleek dat 2 personen de brand hadden aangestoken. Aan de hand van het type auto waarmee zij naar Doesburg waren gereden, in combinatie met beelden van snelwegcamera's en telefoongegevens, kwam de politie 2 verdachten op het spoor. Deze 2 mannen, respectievelijk 47 jaar en 41 jaar, bekenden dat zij de vrachtwagen met behulp van motorbenzine in brand staken. Dit zouden zij in opdracht van een 45-jarige man hebben gedaan. Deze tussenpersoon bekende zelf 1 van de 2 anderen te hebben benaderd voor de brandstichting. Die deed dat weer in opdracht van een 53-jarige man die in de transportwereld werkt. De opdrachtgever ontkende zelf elke betrokkenheid.
Brandstichting en poging tot moord
De rechtbank oordeelt dat de mannen allemaal schuldig zijn aan brandstichting en aan een poging tot moord. Hoewel niet bleek dat de uitvoerders erop uit waren om de chauffeur om het leven te brengen, hadden zij er vanuit kunnen gaan dat rond het tijdstip van de brand in een vrachtwagen met een cabine een vrachtwagenchauffeur kan slapen. Door niet eerst te controleren of er niemand in de cabine lag, namen zij de kans voor lief dat de chauffeur om het leven zou komen. Daarbij was sprake van voorbedachte raad. De uitvoerders gingen namelijk specifiek voor de brandstichting op pad vanuit het westen van Nederland naar Doesburg. Daarbij maakten ze onderweg een tussenstop om 2 jerrycans met motorbenzine op te halen en liepen een aantal minuten in de buurt van de vrachtwagen rond voordat zij de jerrycans uit de auto haalden en de brand stichtten.
De tussenpersoon en de opdrachtgever hebben niet zelf de vrachtwagen in brand gestoken, maar zijn volgens de rechtbank ook schuldig aan brandstichting en poging tot moord. Begin augustus 2020 bespraken zij het plan om brand te (laten) stichten en in de nacht van 19 op 20 augustus 2020 moest dit plan worden uitgevoerd. De tussenpersoon regelde de jerrycans met motorbenzine. Geen van beiden gaf de uitvoerders de instructie om eerst te kijken of er iemand in de cabine lag voordat zij de vrachtwagen in brand zouden steken.
Samen verantwoordelijk
De 4 mannen hebben, elk vanuit hun eigen rol, zodanig samengewerkt met de medeverdachten dat zij allen worden veroordeeld voor het gezamenlijk plegen van de feiten.
Opdrachtgever krijgt hoogste straf
De opdrachtgever krijgt met een gevangenisstraf van 14 jaar de hoogste straf. Door zijn handelen is het leven van de chauffeur grotendeels verwoest. De opdracht was laf en nietsontziend. Het transportbedrijf van zijn concurrent heeft een vrachtwagen met lading in vlammen zien opgaan.
De tussenpersoon die de 2 uitvoerders van de brandstichting heeft benaderd, krijgt een gevangenisstraf van 12 jaar. Diezelfde straf wordt gegeven aan 1 van de 2 uitvoerders. De andere uitvoerder krijgt een gevangenisstraf van 10 jaar omdat de rechtbank hem verminderd toerekeningsvatbaar vindt voor de strafbare feiten. Daarnaast krijgt hij een maatregel opgelegd waardoor hij na het uitzitten van zijn straf langdurig onder toezicht kan worden gesteld. De tussenpersoon moet naast de opgelegde straf nog 347 dagen uitzitten van een straf die hem in 2012 in het Verenigd Koninkrijk is opgelegd voor een drugsdelict.
Schadevergoedingen
De rechtbank oordeelt dat de chauffeur recht heeft op het volledige gevraagde bedrag aan smartengeld van 250.000 euro. Omdat hij al 50.000 euro van een verzekeraar heeft ontvangen, moeten de 4 mannen 200.000 euro aan hem vergoeden. De vader, de partner en de dochter van de chauffeur krijgen een - door de wetgever vastgesteld - bedrag aan affectieschade toegekend. De zus van de chauffeur werd in het ziekenhuis zodanig onverwachts geconfronteerd met de verwondingen van haar broer dat zij geestelijk letsel opliep. Daarom heeft ze recht op shockschade.
Het transportbedrijf krijgt in deze procedure de schade niet vergoed. Het verzoek om schadevergoeding is pas kort voor de zitting ontvangen en is zo uitgebreid dat het voor de verdachten en hun advocaten niet goed mogelijk is geweest om hierop te reageren. Het bedrijf kan bij de burgerlijke rechter alsnog de geleden schade claimen. Vier kledingbedrijven waarvan goederen zijn verbrand die in de trailer lagen, krijgen wel schade vergoed. Deze bedragen variëren van ruim 1.900 euro tot ruim 30.000 euro.