'S- HEERENBERG - De rechtbank veroordeelt een 32-jarige man tot een gevangenisstraf van 3 jaar voor brandstichting. De man bracht vuurwerk tot ontploffing bij een woning. Hierdoor ontstond brand en brandde de woning van het slachtoffer voor een groot deel af.


In november 2022 ging de man midden in de nacht naar de woning van het slachtoffer in ‘s-Heerenberg toe en stak daar zwaar vuurwerk aan. Hij wilde het slachtoffer ‘op zijn plek zetten’, vanwege een conflict over een scooter van een vriendin. Door de brand die ontstond na de vuurwerkexplosie brandde de woning grotendeels af. De woning moest uiteindelijk gesloopt worden. Daarnaast veroorzaakte de brand levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omwonenden. 1 van de 2 katten van de bewoner overleefde de brand niet.


Geen oog voor grote gevolgen

De rechtbank rekent het de man aan dat hij vanwege een conflict over een scooter met zwaar vuurwerk een aanslag pleegde op de woning van de man. Hij had daarbij geen oog voor de grote gevolgen van zijn handelen voor anderen.

Strafbepaling

Bij het opleggen van de straf houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de man en de ernst van het delict. In zaken als deze kan volgens de rechtbank alleen maar een gevangenisstraf volgen. De reclassering ziet een patroon van steeds ernstigere delicten en ziet geen mogelijkheden meer om met interventies het risico op herhaling te beperken of het gedrag van de man te veranderen. De man vindt zelf dat hij geen hulp nodig heeft.

De rechtbank houdt rekening met wat in soort gelijke zaken is opgelegd en vindt een celstraf van 3 jaar passend, een jaar minder dan de officier van justitie eiste.

De man liep ook nog in een proeftijd vanwege een drugsdelict. Nu hij binnen de proeftijd opnieuw in de fout is gegaan moet hij bovenop de nieuwe celstraf van 3 jaar nog 2 maanden gevangenisstraf uitzitten die het Gerechtshof in Arnhem hem in 2020 voorwaardelijk had opgelegd.

Schadevergoeding

De rechtbank wijst de vordering van de bewoner van de afgebrande woning toe tot een hoogte van ruim 2.350 euro. De vordering van de woningbouwstichting is niet-ontvankelijk, omdat daarvoor nog nader onderzoek nodig is en dit het strafproces te zwaar zou belasten. De woningstichting kan een zaak starten bij de burgerlijke rechter.